Het bestendigen van je financieringsmodel, deel 2: ontwikkelen

In deel 1 van ‘Het bestendigen van je financieringsmodel’ ging financieringsexpert Boris Franssen vooral in op het maken van bewuste keuzes. In dit tweede deel komt het ontwikkelen van je financieringsmodel aan bod.

Het financieringsmodel van organisaties is geen statisch gegeven. Het ontwikkelt zich dikwijls in de loop der tijd, of beter: naar de ontwikkelingsfase. Vaak volgen verschillende vormen van ‘kapitaal’ elkaar op of worden nieuwe aan het model toegevoegd, op weg naar een financieringsmodel waarmee de organisatie de activiteiten (hoopt) te kunnen bestendigen. Een voorbeeld is de reis van het Leerorkest, dat zich van projectbijdragen voor een pilot ontwikkelde naar een model waarin meerjarensubsidie wordt gecombineerd met giften van fondsen, bedrijven en wat particulieren.

1. Bestendig nog meer met John Pratt

John Pratt heeft een aantal criteria geïntroduceerd waarmee je de bestendigheid van je financieringsmodel kan beoordelen: autonomie en betrouwbaarheid. The holy grail: een financieringsmodel dat hoog op betrouwbaarheid en autonomie scoort. Met deze criteria kun je je huidig en gewenst model analyseren en ontwikkelen. Zo blijkt uit onderstaand schema dat onder meer donaties van het grote publiek en ledenbijdragen bronnen zijn met zowel een hoge betrouwbaarheid als autonomie.

placeholder

Als je aan de hand van dit indicatieve schema je eigen financieringsmodel onder de loep neemt en wil gaan ontwikkelen, laat je daarbij dan zoveel mogelijk inspireren door voorbeelden van andere organisaties. Er zijn er genoeg. Ook met minder voor de hand liggende financieringsmodellen, die je op het eerste gezicht niet had verwacht of waarvan anderen tegen de initiatiefnemers zeiden: ‘dat gaat je toch nooit lukken’. Zie ook de voorbeelden uit deel 1 en dit voorbeeld van House of Hope.

Hoe neem je je financieringsmodel onder de loep House of Hope ‘ondersteunt bewoners in Rotterdam-Zuid die gebukt gaan onder armoede, eenzaamheid en gebrokenheid. Zij bieden een toegankelijke, hoopvolle en familiaire plek. (https://houseofhope.nl/visie-en-missie/).’ House of Hope draait sinds de start op geld van fondsen, bijdragen van de kerkelijke achterban, subsidie van de gemeente en bijdragen van een suikeroom. De organisatie krijgt de begroting steeds weer rond, maar wel tegen een bepaalde prijs; er is telkens weer onrust of het wel of niet lukt, wat de doorontwikkeling kan belemmeren. De organisatie is overtuigd van zijn eigen werkwijze, want de aanpak werkt en wordt door de doelgroep en andere stakeholders niet alleen onderschreven maar ook als een belangrijke aanvulling getypeerd. House of Hope heeft veel onafhankelijkheid, maar in haar financieringsmodel onvoldoende zekerheid op de langere termijn. House of Hope wordt al vanaf het begin gesubsidieerd door de gemeente, maar heeft een traject ingezet om de subsidie substantieel te verhogen, zonder dat dit ten koste gaat van de eigenheid van de organisatie en haar werk, waarvan de meerwaarde is aangetoond. Meedoen aan het gemeentelijke aanbestedingscircuit was en is voor de organisatie geen optie, omdat daarmee de onafhankelijke, aanvullende rol van House of Hope niet goed kan worden vormgegeven. Er wordt nu gezocht naar een oplossing: House of Hope heeft zelf een interventiebeschrijving opgesteld op verzoek van de gemeente, zodat de gemeente vervolgens met een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) aan de slag gaat om een eventuele hogere subsidie te kunnen rechtvaardigen. Een hoopvolle stap richting een fraai resultaat, dat het gevolg is van veel en lang investeren in conceptontwikkeling, onderzoek naar- en wikken en wegen over de juiste ontwikkeling van het financieringsmodel, met bestendiging als doel. Zonder hierbij de missie en de eigenheid en specifieke aanpak van de organisatie uit het oog te verliezen

2. Spreid risico’s op de juiste manier

Inkomsten spreiden is risico spreiden, maar te veel is ook weer niet goed. Wie te veel ballen in de lucht houdt, raakt er onder bedolven. Tuurlijk, pionierende organisaties pakken vaak wat ze kunnen om maar van de grond te komen en het hoofd boven water te houden. Daarbij worden allerlei bronnen gecombineerd, meer of minder willekeurig. Op een gegeven moment is het zaak het onderwerp strategischer aan te pakken, keuzes te maken en die bronnen te ontwikkelen die je organisatie(ambitie) versterken.
Bij meer of minder volwassen organisaties kun je vaak een bepaald financieringsmodel ontwaren, met een dominante bron waarmee de organisatie:

  • in het grootste deel van zijn inkomsten voorziet
  • bedreven in is qua werving
  • de meeste tijd in investeert

Die dominante bron wordt vaak aangevuld met enkele steunbronnen. Er zijn verschillende modellen, bijvoorbeeld:

  • Donateursmodel
  • Subsidiemodel
  • Ledenmodel
  • Bedrijfsmodel
  • Eigen inkomsten-model
  • Grote geversmodel

Welke modellen passen andere organisaties toe?

  • Het donateursmodel zie je veel bij typische goede doelen die zich bezighouden met mensenrechten, armoedebestrijding, natuur- en dierenbescherming, gezondheid enz. Doelen waar een groot deel van het publiek zich betrokken bij voelt.
  • Subsidiemodel- zie bijvoorbeeld 113, NedPho, het Leerorkest.
  • Ledenmodel: zie bijv. JINC, maar natuurlijk ook sport- en andere verenigingen.
  • Bedrijfsmodel: Jarige Job, Everyday Heroes en Voedselbanken.
  • Eigen inkomstenmodel: Beelden aan Zee, i-did en SWOM.
  • Grote gevers: bijvoorbeeld IMC Weekendschool in de beginjaren, maar ook talloze organisaties die in hun pioniersfase met grotere giften van fondsen zijn gestart (bijv. Leerorkest etc.).

Belangrijk om te onderstrepen: deze modellen vergen verschillende knowhow en specifieke organisatiecompetenties

Voor- en nadelen van verschillende bronnen in de praktijk
Met de achtergronden en tips uit de voorgaande paragrafen kun je waarschijnlijk de sterke en zwakke punten in je huidige financieringsmix beoordelen en verbeterpunten identificeren (meer geld, meer flexibel en/of betrouwbaar geld enz.). Wat voorbeelden nog. Instellingen die in een meerjarige subsidieregeling zitten en voor een groot deel van hun omzet uit deze bron steunen, hebben een zekere stabiliteit en horizon. Nadeel (nog even los van de afhankelijkheid en risico’s die dat met zich meebrengt) is dat instellingen met een dergelijk model vaak minder bewegingsruimte hebben om zich verder te ontwikkelen. Dat komt misschien omdat ze in belangrijke mate de agenda van de financier moeten uitvoeren en minder toekomen aan een eigen koers, of omdat voor die ontwikkeling meer geld nodig is (die niet uit subsidie kan worden verkregen omdat men aan het plafond zit). Belangrijk in dergelijke gevallen is om te onderzoeken welke steunbronnen bijvoorbeeld kunnen worden (door)ontwikkeld die de beschreven nadelen ondervangen. Voor organisaties met fondsen als dominante financieringsbron (grote gevers: deze gelden zijn vaak geoormerkt, kortlopend en daarnaast grillig. Moeilijk om op te bouwen dus vooral bedoeld om van de grond te komen of extra projectactiviteiten mogelijk te maken, niet om de kernorganisatie- en activiteiten mee te bekostigen). Instellingen die de pioniersfase al zijn ontgroeid en nog hoofdzakelijk bogen op fondsgelden zijn genoodzaakt hun activiteiten steeds weer in projecten op te knippen en te verkopen. Dat de verkregen middelen vooral moeten worden aangewend voor de uitvoering van activiteiten (en in veel mindere mate voor de noodzakelijke overhead) is allesbehalve ideaal. In dit soort gevallen is het zaak bronnen te ontwikkelen waarmee je deze nadelen kunt counteren.
.

3. Blijf bouwen

Ik krijg wel eens de vraag: ontstaan modellen toevallig of organisch of is het beter te werken vanuit een design? Vaak ontwikkelen financieringsmodellen zich min of meer organisch, waarin de ene bron een stepping stone is voor een nieuwe en zich geleidelijk een bepaald (meer of minder bestendig) financieringsmodel uitkristalliseert.

Inspirerend vind ik bepaalde voorbeelden uit de cultuur. Denk aan de Parade, dat het financieringsmodel van een puur filantropisch naar een eigen inkomstenmodel ontwikkelde. Beslissend daarbij was het (gratis) straattheaterconcept veranderen in een evenement of festival waar je toegang voor moest gaan betalen. Een van de betrokkenen noemde deze doorbraak in een gesprek eens droogkomisch ‘het moment dat we besloten er een hek omheen te zetten en entreegeld te vragen’. Een ander voorbeeld: de voorganger van NEMO, NewMetropolis. Die ging failliet en de poging het museum geheel op eigen inkomsten te draaien mislukte. De directeur die vervolgens aantrad (Michel Buchel) probeerde de onrendabele top van het museum met subsidie als steunbron af te dekken, zodat vervolgens wel met een (goeddeels) eigen inkomstenmodel kon worden gewerkt. Dit lukte, waardoor een vliegwiel op gang werd gebracht en het tot NEMO omgedoopte museum nieuwe mijlpalen bereikte.

Hiertegenover staan financieringsmodellen die het product zijn van een zorgvuldig ontwikkeld design. Ik haalde eerder JINC aan. Dit businessmodel is zo vormgegeven dat de organisatie zich kan blijven ontwikkelen en zijn uniciteit steeds verder kan vergroten (door strategie-icoon Porter wel eens omschreven als ‘leveraging what is unique to be more unique’). Het mooiste is natuurlijk als je van meet af aan met een goed model kan werken en de werkelijkheid kan modelleren naar jouw tekentafel. Terugkomend op de vraag: is het een kwestie van het een of het ander? Nee. Er zijn genoeg voorbeelden van modellen die een combinatie zijn van design en organische ontwikkeling. Blijf dus bouwen

Een voorbeeld is het museum Beelden aan Zee. De organisatie merkte dat de eigen inkomsten waar het model op was (en nog is) gebaseerd te grillig waren. Voormalig directeur Jan Teeuwisse vertelde in een interview: ‘als het regende kwamen de mensen niet’. Hij ontwikkelde (onder andere) geverskringen als steunbron, om de risico’s van het eigen inkomstenmodel wat te dempen.
.

4. Veel succes!

Beoordeel dus je huidige bronnen (of bronnen die je overweegt) op de bestendigheidscriteria, niet in de laatste plaats met die van betrouwbaarheid en autonomie. En probeer vervolgens een werkzaam en bestendig model (door) te ontwikkelen, naar gelang de ontwikkelfase waar je organisatie zich bevindt. Inspiratie nodig? Kijk naar andere organisaties en hoe zij dat hebben gedaan. En betrek zo nodig financiers die hierin in het kader van capacity building willen investeren. Je hebt ongetwijfeld de argumenten om de meerwaarde hiervan inzichtelijk te maken en ze met een pakkende case for support over de streep te trekken. Want in weerwil van de beroemde schrijver Oscar Wilde geloof ik niet dat ‘filantropie bedoeld is om de armen arm te houden en de rijken rijk’. Veel succes!

placeholder

Auteur

Boris Franssen (de Blauwe Noordzee)

adviseert en geeft workshops op het gebied van inkomstenontwikkeling, financieringsmodellen en strategie....

Dit vind je mogelijk ook interessant

Meer kennis of expertise nodig?

Neem contact op met onze Programma Adviseur Marloes Adema. Zij kan jullie meer vertellen over de mogelijkheden.

Meer informatie